-
1 office
n. bureau, kantoor; ambt[ offis]♦voorbeelden:¶ Office for the Dead • lijkdienst, dodenmisperform the last offices • de laatste eer bewijzenthe Foreign office • het ministerie van Buitenlandse Zakensay (divine) office • getijden bidden, brevieren1 ambt ⇒ openbare betrekking, functie♦voorbeelden:hold office • een ambt bekledenseek office • solliciteren naar een ambt -
2 seek office
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский